Vanaf 14 september 2022 geef ik vijf schrijf- en teken-workshops in de bibliotheek aan het Mercatorplein in Amsterdam. Iedere woensdag, vanaf 15.30 tot 16.30 uur. Een verhalenlab. Of een tekenlab. Zonder witte jassen, zonder lasbril, maar met woorden en letters en tekeningen, met potlood of pen, op papier. Voor kinderen vanaf 8 jaar tot een jaar of 11. Gratis en voor niets. Het enige dat je ervoor moet doen is een mailtje sturen naar de bibliotheek (mercatorplein@oba.nl), om te laten weten dat je mee wilt doen (en je moet dan ook komen!). Het liefst ben je er iedere week bij, maar het is echt niet erg als je eens wat mist, of later aansluit.
Wat gaan we doen? Kennismaken, natuurlijk. Verhalen vertellen. Voorlezen. Maar ook hoofdpersonen bedenken, avonturen verzinnen, problemen maken en oplossen. We gaan schrijven en tekenen, en spelen met taal. Het wordt leuk. Echt.
Ergens tussen mijn eigen schooltijd en de schooltijd van kinderen die (in theorie) mijn kleinkinderen hadden kunnen zijn geweest, verschenen het woordweb in het onderwijs. Woorden die min of meer bij hetzelfde thema passen, visueel bij elkaar gezet in subthema’s, verbonden met lijntjes, bedoeld om gedachten te ordenen, woorden te verzamelen, verbanden te zien. Ik gebruik ze wel eens als ik scholen bezoek, om te praten over boekgenres of verhaalopbouw of over zoiets ingewikkelds als de opwarming van de aarde of diefstal.
Het maken van een woordweb is vaak vooral een inhoudelijke bezigheid, terwijl het talige aspect, het zoeken en leren van nieuwe woorden ook leuk is. Maar het kan taalspeelser. Met een klas vol 5e-groepers maakte ik zomervakantieverhalen, maar eerst moesten er woorden verzameld worden in een woordkruis.
Een woordkruis lijkt op een ingevulde kruiswoordpuzzel, of op een scrabble-bord. Iedereen mag om de beurt een woord noemen dat bij een thema past, kort of lang, als het maar past bij het thema en als het maar aangelegd kan worden bij de letters van het eerste of later neergelegde woorden.
Een voorbeeld ter verduidelijking is handig. Het eerste woord is: zomer,het tweede woord is zwemmen en het derde woord is reis.
De kinderen gingen los, we bespraken de inhoud en de spelling, en moesten er (enigszins halfslachtig) voor zorgen dat mijn schotse en scheve bordhandschrift niet tot verboden botsingen zouden leiden.
Later speelde ik het ook een-op-een met een zeventienjarige, wachtend op ons eten in een restaurant, ter voorbereiding van een werelds avontuur, en ook dat was genoeglijk en zinvol. Misschien geeft het spel zelfs ook inzicht in onze angsten, verwachtingen en mogelijkheden. Ik zie ruimte voor gebruik in therapie-sessies, in plaats van een of een ander associatie-instrument.
Als taalspel is het geschikt voor kinderen vanaf een jaar of 8, goed speelbaar voor 2 of meer personen met een minuut of tien tijd, en functioneel in het activeren en vergroten van de woordenschat.
De scheurkalender van Onze Taal ging 15 juni 2020 over de herkomst van Arabische leenwoorden. Al-gebra, Al-goritme, Al-cohol, ze stammen allemaal uit het Arabisch. “Al” staat voor “van”, of “uit”, zoiets. Veel woorden die met “Al” beginnen, zouden een Arabische herkomst kunnen hebben.
In het kader van de woordenkennis vroeg ik kinderen uit
groepen 5, 6 en 7 alle woorden die ze kenden die met “al” beginnen op te
noemen. Van “alleen” tot “allemaal”, van “alibi” tot “allergie”, van “altijd”
tot “alkoof”. We hadden ruim de tijd om over de betekenis van de woorden te
praten. Ik werd ook uitgedaagd: is “alkoof” wel een echt woord? Het woordenboek
gaf me gelijk.
Of het waar is of niet weet ik niet maar ik vertelde dat
Al-gebra van Al-Gibiera komt, en dat Gibiera (uit te spreken als “zjiebiera”) een
dorpje in Saoud-Arabië is. Abdul Al Gibiera, was een beroemde rekenmeester uit
die verre plek, zo beroemd dat rekenkunst nu naar hem, en naar zijn
geboorteplaats is vernoemd.
En toen kwam de vraag. Probeer een verhaal te verzinnen over de herkomst van die woorden. Eén meester brak het ijs (de geweldige meester Stephan, van Jenaplanschool Atlantis in Amsterdam). Hij vertelde over de oude heks Leggia, die doden tot leven kon wekken met vreemde drankjes, maar ook je vijanden kon laten leiden onder de vreselijkste pijnen, als je ze van een geheime boon zou laten snoepen. Dat soort vreselijke pijnen werden later de pijnen van Leggia genoemd. Al-Leggia, allegia, allergie.
“Alibi” danken we aan Bi. Bi was een praatjesmaker, een
smoesjesverzinner, een schrijver die het beroemde boek van Bi schreef. Als je
een smoes nodig had, en de waarheid niet voldoende was, greep je naar het boek
van Bi, en koos je een van de redenen waarom jij iets niet gedaan kon hebben.
Al-Bi. Alibi.
“Alleen” had weer een andere oorsprong. “Leheni” is het
Arabische woord voor “zien”. Ali was de ziener uit het dorp. Hij kon de
toekomst voorspellen, en vertelde altijd de waarheid. Het probleem was dat
niemand de waarheid wilde horen, en Ali bleef daarom altijd alleen. Ali Leheni,
Ali de ziener, werd Ali de Allene, helemaal alleen.
Was het een leuk spel om te spelen? Ja. Was het moeilijk? Ja. Voor de minder taalvaardigen was het een hele klus. Maar de fantasierijken wisten er wel raad mee. Een leuk spel voor woordkennis, over de wondere wereld van de etymologie (waar ik tussendoor van alles over vertelde) en voor verhaalkunstenaars.
Voor de Schoolschrijver ben ik bezig met het maken van een corona-proof programma op afstand.
Vandaag vraag ik de kinderen of ze een nieuwe ziekte willen verzinnen. Liefst een leuke. En bij een nieuwe ziekte hoort een nieuwe naam. Maar hoe verzin je die? Je kunt willekeurige letters aan elkaar plakken. Of woorden combineren. Maar ik zag ook een spelletje bij mijn collega-Schoolschrijver Fabien van der Ham. Ze heeft een bakje gemaakt met een stapel papiertjes met lettergrepen erop, laat er een stelletje uitkiezen, en krijgt zo nieuwe woorden. Laat ik het de lettergrepenwoordmaker noemen.
Als ik fysiek voor de klas zou staan, zou ik de kinderen zelf lange woorden laten kiezen, die in lettergrepen (laten) hakken, en een methode verzinnen om uit die lettergrepen te kiezen. Voor het programma op afstand kies ik zelf lekker lange woorden, bijvoorbeeld:
let
ter
gre
pen
(Lettergrepen)
pi
lo
ten
pet
(Pilotenpet)
tram
be
stuur
DER
(Trambestuurder)
stoep
te
gel
tjes
(Stoeptegeltjes)
voet
BAL
vel
den
(Voetbalvelden)
ziek
te
KIE
men
(Ziektekiemen)
reu
zen
ko
nijn
(Reuzenkonijn)
WIN
ter
wor
tel
(Winterwortel)
Kies dan uit iedere kolom 1 lettergreep (dan heb je er dus 4), bijvoorbeeld de vier die ik al vet gedrukt en in hoofdletters geschreven heb. Mijn keuze is winbalkieder.
Mijn programma gaat over nieuwe ziektes, dus winbalkieder is
een ziekte waar klachten en oorzaken en medicijnen bij horen. Maar het kan net
zo goed iets heel anders zijn, een spel, een gerecht, een vervoermiddel, dat
kunnen de spelers zelf verzinnen, beschrijven en tekenen.
Naar wijsheid aan te passen en toe te passen, bij groepen 3 en
hoger.
Is het wel een spel? Of is het een schrijfoefening? Een
taalspelerige schrijfoefening, dan?
Een schrijvende/docerende collega van me is vaak bezig met het “empoweren” van kinderen (niet mijn woordkeuze), met het “kinderen in hun kracht zetten” (ook niet mijn woordkeuze). Inhoudelijk is daar niets mis mee. Maar kan het speels? En niet te opgeblazen? Ja. Ik vroeg de kinderen van groep 5, 6, 7 en 8 persoonlijke slogans te maken. Presenteer jezelf in een of twee zinnen. Kort, bondig, al dan niet op rijm. Laat zien waar je goed in bent, waar anderen je aan kunnen herkennen. En ik gaf voorbeelden.
“Goed, beter, Peter”
“Aby: verwoorden, vertekenen, verbeelden”
“Als je het echt zeker wilt weten, dan haal je mij
erbij”
Was het makkelijk? Mwa. Was het leuk? Ja. Was het leerzaam? Zeker.
Een greep uit de resultaten?
“Yasmin die goed acteert, iedereen die dat
accepteert”
“Ik ben goed in moppen, en kan goed keet
schoppen”
“Ik zing, ik spring, spelen is mijn ding”
“Tuana maakt alles leuk met haar lach”
“Ik weet wat ik wil, ik ga het worden.”
“Ik ben moedig en Marokkaans-bloedig”
“Ik kan je pijn doen maar ik maak je liever
beter” (Sara zit op Kickboksen, en wil later dokter worden)
“Ayman de verdediger: ze komen er niet langs!”
“Je hoort me niet maar je ziet me wel”
“Ik zorg voor de sfeer, dus kom maar weer”
“Dieren zijn niet saai voor mij, zelfs slakken
niet”
Het derde taalspel dat ik beschreef, ging over het maken van combinatiewoorden. Kies twee willekeurige woorden, plak ze aan elkaar en tadaa: je hebt een nieuw Nederlands woord. Maar wat betekent dat woord? Wat is een vissen-circus? Wat is een pizza-bloem? Hoe ziet het eruit? Mijn meer dan zeer gewaardeerde collega Marie-Louise Sekrève ging met het spel aan de haal. Ze is netter dan ik, en maakte een stapel geplastificeerde woordkaartjes. Bij haar mag je er twee uitkiezen, en antwoord geven op de volgende vraag: Wat heeft het ene woord met het andere woord te maken?
taalspel: vis eet friet
Stel nu dat je
de woorden “vis” en “patat” hebt. Dan zou het kunnen dat de vis in zee zwemt,
dat uit dat zeewater zout gewonnen wordt, en dat zout gebuikt wordt om de patat
mee op smaak te brengen.
Het kan ook zo maar zo zijn dat er een ernstig probleem is met de Scheveningse
vissenpopulatie. Alle vissen worden te dik, omdat ze de door mensen weggegooide
frietjes (met mayo) opeten.
En dan heb je ook nog zakelijkere relaties, zoals de onvermijdelijke (maar
overheerlijke) fish&chips.
Het zoeken naar de relatie tussen woorden test de parate kennis (in het specifieke voorbeeld over de samenstelling van menu’s), maar stimuleert ook de fantasie van de deelnemers. Ik ga het ook spelen. Zonder de nette kaartjes, maar met heel veel ter plekke te bedenken woorden, en met heel veel plezier.
Ik werk ook bij De Kinderboekwinkel in Amsterdam. Voor die winkel maak ik regelmatig boekpromotie filmpjes over boeken, maar ook over spelletjes. Zoals deze:
Als je nog meer filmpjes wilt zien waarin ik wat vertel over boeken die ik mooi of zinvol vind, kan je ze via deze zoekopdracht op youtube vinden.
Voor promotie van mijn eigen boeken kan je natuurlijk op deze website terecht. Hier vind je alles wat ik geschreven heb, waar mogelijk met de mening van anderen erbij.
De Burlington Liars Club is een vereniging in de Verenigde Staten die jaarlijks een prijs uitreikt aan degene die de beste (en leukste) leugen vertelt. Ik vertelde daarover in mijn schoolschrijversklas in Amsterdam Oost. Niet helemaal tot mijn verrassing waren de hoogbegaafde kinderen hogelijk geïnteresseerd. Ik daagde ze dan ook uit met een verhalend woordspel.
Normaliter krijgen de kinderen iedere week een schrijf- of tekenopdracht, die ik voor het gemak “huiswerk” noem. De uitdaging luidde als volgt: “als je de allerbeste smoes weet te verzinnen (en te vertellen) waarom je je huiswerk niet hebt kunnen maken (of inleveren), heb je recht op eeuwige roem.”
Het was iedere week feest.
Leugens, niets dan leugens
Nee, de brug stond niet open.
De brug ging open, en de tas van de leerling (met het huiswerk erin) werd meegetrokken en, toen de brug haar hoogste stand had bereikt, in het water gekatapulteerd. Het kind sprong het water in om de tas en het huiswerk te redden, maar werd overvaren door een rijnrondvaartboot. Een eenzame kanoër moest haar van een gewisse dood redden, en sleepte haar naar de kant. Een oud vrouwtje bracht het kind in een gammele Kanga naar het ziekenhuis, alwaar ze uren moest wachten tot een eerste hulp arts haar vertelde dat zij gezond was, maar het huiswerk reddeloos verloren.
En anders was er wel iets met een UFO. Of een zombie. Of moest de laatste in Nederland levende oxapotatl gered worden uit de klauwen van een wilde kat, want je zou toch niet willen dat de oxapotatl uitgestorven zou geraken.
Je ziet het. De lat lag hoog, en kwam iedere keer hoger te liggen.
Wat heb je aan deze smoesjes?
Het was een toffe stelopdracht, met alle ruimte voor eigen fantasie, stijl en inhoudelijke interesses. Bovendien gaf het de deelnemers de gelegenheid hun theatrale vaardigheden tentoon te spreiden, en dat is ook wat waard.
De volgende keer laat ik ze hun smoes om geen huiswerk te maken als huiswerk opschrijven en inleveren. Eens kijken of ik daarmee weg kom.
Als je op zoek bent naar andere speelse stelopdrachten, kan je bijvoorbeeld hier kijken:
Op een basisschool in Amsterdam Oost treed ik regelmatig op in een klas hoogbegaafde kinderen. Ze weten veel, kunnen veel, en willen nogal eens uitwaaieren met hun gedrag en gedachten. Ik probeerde ze wat te focussen, bijvoorbeeld met gedichten met rijmdwang. Maar leuker vond ik het te kijken of ze met een woordspel zinnen of zelfs verhalen konden maken met één enkele klinker. Het leidde (uiteraard) tot verhitte discussies over de vraag of de Y al dan niet een klinker is (zoals hij in mijn naam voorkomt wel, maar zoals hij in yoghurt gebruikt wordt niet, was de voor iedereen acceptabele uitkomst), maar dat terzijde.
E-vertelsels
Na wat klassikale oefeningen met woorden waar alleen de klinker “e” in stond, moesten er e-vertelsels gemaakt worden. De resultaten waren bemoedigend.
Romijn schreef:
“We hebben wel zeven neefjes, en ze eten veel. Met het kerstfeest hebben we echt heel veel vers eten gegeten. En geen enkel neefje heeft te vrezen eten te vergeten.”
Er moet meer ge-aad worden!
Als huiswerk kregen de kinderen de vraag iets dergelijks te maken met de a. En een brutalo vond dat ik zelf ook aan de slag moest. Ik ben vergeten wat de kinderen zelf ge-aad hebben vast te leggen. Ik maakte, indachtig het feit dat collega Anna van Praag vorig jaar op deze school optrad:
Anna van Praag haat Ara’s. Mag dat?
Ja, dat mag.
Anna van Praag jaagt Ara’s. Mag dat?
Ja, dat mag.
Anna van Praag kaakt acht Ara’s. Mag dat?
Wat? Wat? Kaakt Anna van Praag acht Ara’s?
Ja. Anna van Praag kaakt acht Ara’s.
Bah, Anna! Bah!
Klinkeren of Lipogram
Als spel noemde ik het klinkeren, maar ik heb later eens opgezocht hoe je zo’n soort tekst formeel noemt. Het heet lipogram, dat zoveel betekent dat iets verboden wordt. Een a-lipogram betekent dat een woord geen a’s bevat. Een a-i-o-u-y-lipogram betekent dat de enige klinker die wel gebruikt mag worden de letter e is. In Opperlans! wordt deze versie spelenderwijs een e-legende genoemd. Een e-i-o-u-y-lipogram staat daar bekend als een a-saga. “Anna-praat”, dat kan wat mij betreft ook.
E-legendes zijn redelijk goed te doen. Je kunt alle lidwoorden gebruiken, en nogal wat voegwoorden en werkwoorden. Bij a-saga’s (of erger, u-klussen) moet je bijna d’apostrof als weinig fraaie noodgreep gebruiken.
En waar was dit goed voor?
Het was al met al een speelse oefening in woordzoeken, zinbouwen en verhaalbrouwen met beperkte middelen.
Toen ik een paar weken geleden in De Kinderboekwinkel in Amsterdam een praatje mocht houden over taalspelen, hoorde ik over een woordspel dat collega Louise Bos thuis wel eens speelt. Na wat uitleg dacht ik: “dat ga ik ook proberen”. Dochterlief (12) was het welwillende en tamelijk enthousiaste (winnende) slachtoffer.
Het is de bedoeling om met min of weer willekeurige letters zoveel mogelijk woorden in een 5*5 vlak te maken. Des te meer woorden, en des te langer de woorden, des te meer punten een speler krijgt. En de meeste punten winnen.
Het spel
Men neme ter voorbereiding een velletje papier en een schrijfinstrument per speler. Teken op het papiertje een vierkant van 5 bij 5 blokjes. Daarmee zijn de voorbereidingen meteen klaar, en kan het echte spel beginnen.
Om de beurt mogen de spelers volstrekt naar eigen inzicht een letter opnoemen. Alle spelers moeten de genoemde letters ergens in hun eigen speelveld opnemen. Iedere speler probeert voor zicht zoveel mogelijk, zo lang mogelijke woorden te leggen. Je moet het (bij voorkeur) echt alleen doen. Meekijken bij ander spelers mag niet. Als 25 letters genoemd zijn, is het spel ten einde, en wordt gekeken wie de meeste woorden heeft, en hoe lang die woorden zijn.
De woorden worden van links naar rechts, en van boven naar beneden geteld. Woorden van twee letters krijgen twee punten, woorden van 3 letters drie, en zo verder. Wij vonden het behoorlijk leuk. Ik kan me zo voorstellen dat je kleinere kinderen moet helpen bij het tellen van de punten. Sommige woorden zien ze wellicht zomaar over het hoofd. Wij legden de mooie letterreeks DELTA. 2 punten voor DE, twee punten voor EL, vijf punten voor DELTA. Maar de drie punten voor DEL werden bijna gemist. En de vier punten voor DELT (als vervoeging van het werkwoord DELLEN, hetgeen volgens een ander spel dellerig gedrag vertonen betekent), werden geheel over het onschuldige hoofd gezien.
Mogelijkheden, nut en naam
Er zijn spelvarianten mogelijk. Verplicht eenzelfde letter in het midden leggen, woorden die ook van rechts naar links of diagonaal gelezen mogen worden, andere tellingen, strafpunten voor foutenmakers, een groter speelveld, noem maar op.
Ik durf het aan met iedereen vanaf een jaar of acht te spelen. Maar niet in te grote groepen, anders duurt het allemaal te lang.
Wat rest nog? De vraag naar het nut van het spel? Naast talig tijdverdrijf? Bevordering van de woordenschat en aandacht voor spelling. Niks mis mee.
En ik noem het de woordlettervierkanten. Of letterwoordvierkanten. Of vierkantwoordletteren. Of vierkantletterwoorden.