Archive for taalspel

Woordspellerig (27): Het eerste woord


Op Koninginnedag kocht ik een letterdoos. Koninginnedag, geen Koningsdag, het is namelijk al een tijdje terug. En al die tijd lag de doos in een kast, totdat het prinsessendag werd. Prinsessendag is de dag dat je je huis opruimt en dingen bijeen zoekt om te verkopen op Koningsdag.
Awel, daar kwam de letterdoos naar boven, en ik vroeg me af of ik er een spelletje mee kon doen. Dat kon ik. Dat kan ik nog steeds.
Gooi de letters in een zak, haal er één voor éen eentje uit, en probeer met de gekozen letters een woord te maken. Je mag minimum-eisen stellen. Een woord van 3 letters, een woord van 5 letters, een zelfstandig naamwoord, wat voor woord dan ook.
Ik speelde het spel in een groep 6 op een school in IJburg. Zonder de letterdoos, want die was ik vergeten mee te nemen. Ik noemde tamelijk willekeurig allerlei letters. Degene die als eerste een woord ontdekte verdiende aandacht en complimenten.
Het werkte prima. Bedachtzame maar enthousiaste kinderen, veel aandacht, mooie resultaten.
Het is moeilijker dan je denkt, en geeft ruimschoots gelegenheid om aan spelling te werken. Moort is met een d, tenzij het de tweede persoon enkelvoud van het werkwoord “moren” betreft. Maiz is met een s, tenzij je het Baskische woord voor “vaak” bedoelde.
Na een minuut of zes waren we uitgespeeld, en dat was ook de bedoeling. Een tussendoortje. Prima te doen zonder letterdoos (die ik op Koningsdag te koop ga zetten).

Share on Facebook

Woordspellerig (26): ja/nee

2016-04-25 14.16.23

Ooit was er een spelprogramma op de radio waarbij een spelleider een deelnemer het leven zwaar maakte. De deelnemer mocht de woorden “ja” en “nee” niet gebruiken. In Asterix en de gladiatoren werd een moeilijker versie gespeeld. De woorden “wit” en “zwart” mochten ook niet. En ik hoorde ook een keer een spelletje waarbij niet ge-“euht” mocht worden.
Dit soort spelletjes zijn goed met z’n tweeën te doen, maar ook met een grotere groep. Je hebt een spelleider nodig en duidelijke regels over wat wel en niet mag. Wat natuurlijk altijd mag, is het voeren van een goed gesprek. Zolang er maar niet gejaat en geneet (of erger) wordt.
Is dit spel ergens goed voor? Ja. Nee. Je let beter op wat je zelf zegt en op wat gezegd wordt. Maar of je daarmee ook beter naar elkaar luistert waag ik te betwijfelen.

Honderd jaar geleden (en misschien wel langer terug) hoorde ik iemand op nog een andere manier met ja’s en nee’s spelen. Drummer/dichter/zanger/portier Ton Lebbink had een tekst waarin hij de woorden “ja” en “nee” verwisselde. Zo werd Nederland Jaderland, Nepal Japal, en Kenia Keninee.
Hier tref je een link naar het liedje.

De ja/nee wisseling is ook leuk om zelf (of in een klas) te doen. Zoek een ja/nee woord (in de klank), verander het en geniet.
Dit spel kan ook met andere woordtegenstellingen. Zo kan een koninkrijk een koninkarm of een koninginrijk of een presidentrijk worden. Husselen met goed/kwaad (landkwaad), meer/minder (zeeminderman) levert ook leuke dingen op. Het is wel handig als de wisselwoorden vaak voorkomen.

Share on Facebook

Woordspellerig (25): Drie Dingen (verhalenmaker)

Hoe verzin je een verhaal? Het is een vaakgestelde en veelgehoorde vraag. Bij ieder schoolbezoek is er wel iemand die het wil weten.
Nu heeft een schrijver vaak genoeg aan een enkel woord. Het maakt zelfs niet uit wat voor woord. Ik kan een recensie schrijven over “ik”, een gedicht over “koe”, een blog over “keukenschaar”. Geef me een woord en wat tijd, en er volgt wel wat.
Maar soms stokt het, laat de fantasie je in de steek, zijn er hulpmiddelen nodig. Vooral als je een goed verhaal wil maken met een hoofdpersoon, en actie. Een paar van die hulpmiddelen lenen zich ook voor een verhaalmaakspel.

Collega Marco Kunst vertelde me over een wonderlijk dier, een alledaags gebruiksvoorwerp en een historisch transportmiddel. Hij liet een klas vol kinderen fantaseren over een verhaal waar ze alle drie in voor moesten komen.
Ik probeerde het hem na te doen. Ik liet middenbouwkinderen in groepjes praten en denken over een verhaal met een regenwurm, een stekel (van een stekelvarken) en kauwgum. Zo transformeerde een meisje een stekels verzamelende regenwurm in een stekelvis, die door zijn moeder alleen nog maar geknuffeld kon worden als ze alle stekels met uitgekauwde gummetjes beveiligde. Een ander spalkte een gekneusde regenwurm met de stekel van een stekelvarken en bevestigde de stekel met kauwgum aan de wurm. En er was een regenwurm die struikelde over een stekel, en na zijn val bleef plakken in kleverige kauwgum.
2016-03-31 14.32.41
Het spel kan op allerlei manieren gespeeld worden. Ik verzon drie dingen (met inbreng van kinderen), schreef ze op het bord, en liet de kinderen een paar minuten met elkaar praten. Daarna mochten ze om beurten vertellen wat ze bedacht hadden. Bij een andere versie liet ik ze het verhaal (op hoofdlijnen) uitschrijven en tekenen. Dat kostte natuurlijk meer tijd.
Ik testte het spel ook op volwassenen uit. Een groepje ouders bij een voorlichtingsdag kregen een vergelijkbare opdracht. De fantasie werd behoorlijk aangewakkerd, en die ene ouder die zichzelf als fantasieloos beschouwde kwam met een bijna realistisch historisch verhaal. Hij was trots op zichzelf, en terecht.

Natuurlijk zijn er deelnemers die blokkeren, die wat hulp nodig hebben. Wat misschien helpt is dat alles mag, dieren mogen dood zijn, dingen mogen tot leven komen, je mag hulp inroepen van andere voorwerpen of personen (ufo’s, spoken, prinsessen, kanaries), je kunt je afvragen wat er gebeurt als een ding opeens verschijnt of verdwijnt, er zijn nogal wat suggesties de kunnen helpen. Dat alles in de hoop dat je de deelnemers niet blokkeert met je eigen fantasie.

Ik noem het spel: Drie Dingen.
Je hebt ook andere spelen die vergelijkbaar werken, zoals vier dingen, of vijf dingen. Of negen dingen (er is een dobbelsteenspel met 9 stenen, 54 verschillende plaatjes, waar je een verhaal mee moet maken).
Het helpt als één van de dingen levend is, dan heb je alvast een personage te pakken. En objecten zijn ook fijn. En een plaats en een tijdstip kan je ook best gebruiken. Maar hoe meer dingen je gebruikt, hoe meer je het verhaal vastlegt en stuurt.

Share on Facebook

Woordspellerig (24): Woordraadselmaker

2016-02-17 11.37.15
Je kent ze vast wel. Woordraadsels.
– Het is groen/bruin en glijdt heel snel de berg af. Een skiwi.
– Het is wit en bitter en knalt. Witplof.
Groente en fruit lenen zich er goed voor. Maar namen van bekende Nederlanders (of van buitenlanders, wat maakt mij dat uit) kunnen ook gebruikt worden.
– Uit de oude doos: Het zingt en staat vooraan in de file. Ramses Daffie.
– Voor de politici: Het is kaal en telefoneert. Diederik Samsung.
Met beesten gaat het ook.
– Het zegt niets en bijt. Een krokostil.
Of met gebouwen.
– Het staat in Parijs maar weet het niet zeker. De twijffeltoren.

Sommige mensen vinden ze vreselijk. Anderen vinden ze leuk. Mijn dochter kan er vaak om lachen. Ik ook.
Is het moeilijk woordraadsels te maken? Ja en nee. Het is niet moeilijk een raadsel te maken, maar ze zijn zeker niet altijd leuk of herkenbaar of makkelijk. Maar zonder het te proberen, weet je niet of het werkt.

Hoe kom je tot woordraadsels?
1. Kies een productgroep (dieren, eten, mensen, ….).
2. Schrijf de woorden op (jaja, het mag ook uit je hoofd, maar als je voor een klas staat helpt schrijven).
3. Zoek naar kleine wijzigingen die iets leuks opleveren.
4. Of kijk of je er een woord aan vast kan plakken
5. Verzin er daarna een passende vraag bij.
6. Probeer het raadsel op een willig of weerloos slachtoffer uit.

Hieronder staan een stel woorden en verbasteringen. Gevonden, door middenbouwkinderen bedacht, zelfbedacht, van alles. De vraag mag je er (meestal) zelf bij bedenken.
Aardbei – Aardblij
Andijvie – Andrijvie
Banaan – Ba-nananana (het is geel en het pest)
Bisquit – Biskiwi
Bloemkool – Boemkool
Broccoli – Krokkoli
Doperwtje – Verstoppertje
Doperwtje – Dophertje
Kiwi – Skiwi
Kroket – Kroketting
Krokodil – Krokostil
Kropsla – Krop slaap
Mandarijn – Pandarijn
Pinguïn – Springuïn
Radijs – Radijsbeer
Sla – Slawine
Sla – Slalalalala
Spin – Suikerspin
Spruit – Spruitlaat
Spruiten – Spruitenwisser
Tomaat – Automaat, Auw-tomaat
Uitje – Fluitje, Buitje, Ruitje
Witlof – Witplof
Worteltje – Wortheldje

Je kunt stoppen na het vertellen (en oplossen) van de raadsels, maar je kunt ook doorgaan. Maak er een tekening bij of verzin een wordingsverhaal (hoe wordt een aardbei aardblij). Ik wou dat ik die vervolgopdracht zelf gegeven had.
Veel plezier ermee!

Share on Facebook

Woordspellerig (23): Letterwisselaar

Ik ben dol op taalspelletjes. Excuses. Taalspelen. Ze dienen de verruiming van de woordenschat, vormen een oefening in woordvinding, bieden gelegenheid de spelling te verbeteren, kunnen het groepsgevoel versterken, en dwingen de spelleider de regels en doelstellingen helder te formuleren. Soms is er zelfs een nog hoger doel. Iets met creativiteit, of zo.
Vandaag mocht ik mijn kwaliteiten als spelleider weer oefenen. In 3 combinatiegroepen 3-4-5 speelde ik de letterwisselaar.

De speluitleg:
Stap 1: Begin met een willekeurig woord.
Stap 2: Maak een nieuw woord, waarbij je slechts 1 van het vorige woord mag wijzigen.
Herhaal stap 2.
Doel: Probeer in zo min mogelijk rondes bij een woord uit te komen dat alleen uit letters bestaat die in het beginwoord niet voorkwamen.
Klaar!

Een voorbeeld helpt vast:
Mens
Gems (n vervangen door g & letters husselen)
Smog (e vervangen door o & letters husselen)
Gons (m vervangen door n & letters husselen)
Long (s vervangen door l & letters husselen)
Grol (n vervangen door r & letters husselen)

(Het moet sneller kunnen, probeer maar!)

Het helpt om, als je dit spel klassikaal op een schoolbord doet, alvast met puntjes aan te geven hoeveel letters steeds gebruikt moeten worden:
Mens
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
Als je de woorden netjes onder elkaar zet krijg je een woordenblok.

Het helpt ook om aan te geven welke letters al vervangen zijn (en welke nog vervangen moeten worden).

Bij het spelen kom je vanzelf gelegenheden tegen waarbij je nieuwe regels kunt stellen. Mogen eigennamen wel of niet? Is het goed als een letter eerst verdwijnt en daarna weer terugkeert (een-> oen> nee). Leef je uit, los het op. Van mij mag het, als het goed uitkomt

Voor kinderen uit groep 3 is dit vak wat te moeilijk. Kinderen uit groep vier en vijf kunnen het met wat hulp wel aan. Ze tonen soms wel een voorliefde voor woorden als poep (pomp->poep) en pies (lief -> liep -> pies), maar dat zijn ook prima vier-letterwoorden.
Voor oudere kinderen en volwassenen is de hemel de grens. Er is niets mis met 5,6,7,8 of meer letterwoorden.

De leerdoelen van dit spel staan in de eerste alinea.

Share on Facebook

Woordspellerig (22): Woordverlenger plus-1-letter

2016-02-03 10.35.06
Ergens anders schreef ik over het steeds langer maken van woorden door woorden aan woorden te plakken. En over het steeds langer maken van zinnen door woorden toe te voegen. En over het steeds langer maken van verhalen door zinnen toe te voegen.
Nu ga ik weer terug naar iets kleins. Iets piepkleins. Het kleinste element in onze geschreven taal is de letter. Hoe meer letters, hoe langer het woord.

In 3 verschillende middenbouwgroepen van een Montessorischool speelde ik plus-1-letter. We begonnen met een inventarisatie van alle 2-letterwoorden die we kenden. Daarna kozen we er één uit. En toen begon de zoektocht. Kan je een langer woord maken door er één letter aan toe te voegen? Alle letters uit het eerste woord moeten gebruikt worden, en alle letters mogen van plaats veranderen. Als je de woorden netjes onder elkaar zet krijg je een piramide.
De kinderen uit groep drie konden vaak nog wel 3- of 4-letterwoorden verzinnen, de kinderen uit de groepen vier en vijf kwamen verder.
Eerst deden we het klassikaal, op het bord, daarna mocht iedereen zijn/haar eigen favoriete 2-letter-woord kiezen en aan de slag.
Van er, naar eer, naar beer (door sommige 5 jarigen gespeld als bir), naar bever.
op 2016-02-03 10.41.31

Voor de gevorderden blijft het spel leuk (probeer maar eens tot een 17-letterwoord te komen).
Als je klaar bent, zou je kunnen proberen woordverkorter min-1-letter te kunnen spelen. Ik heb het nog niet met een klas gedaan, en ik vermoed dat het wat moeilijker is. Zeker als je nieuwe woorden moet maken, woorden die niet in de woordverlenger zitten.
Van bever naar ever naar ver naar ré (van do re mi).

Voor degenen die graag een leerdoel hebben: woordenschat uitbreiding, spelling, woordvinding, tellen, piramides tekenen, luisteren en kijken; dat alles wordt geoefend.

Share on Facebook

Woordspellerig (21): Woordbeeld

Ik lees wel eens een boek. Soms bekijk ik er ook een. Een tijdje terug las/bekeek ik het boek “Word as Image” van Ji Lee. Lee Is een ontwerper/designer, en dat valt te zien. Hij maakt beelden met woorden en letters.

Zie de letters die je gebruikt als vormen. Probeer met de letters in een woord een totaalbeeld te maken, dat past bij het woord. Je mag geen andere dingen gebruiken dan de letters zelf. En dan zijn er tips die helpen:
– Gebruik grote en kleine letters
– Kijk wat er gebeurt als je de letters omdraait of spiegelt
– Vervorm de letters, maak ze langer of korter, dikker of dunner, hak er desnoods een stukje af
– Zie letters als objecten
– Varieer het lettertype (met of zonder schreefjes, met of zonder fratsen).

Hieronder staan wat voorbeelden die ik zelf gemaakt heb.
untitled (2)

Ik probeerde z’n procedé met kinderen uit groep 8 te volgen. Ze vonden het lastig om er geen dingen bij te tekenen, maar vonden het wel leuk om te doen. Sommigen waren er zelfs goed in.
2015-04-14 10.13.38
2015-04-14 09.33.17

En ja, ook dit spel stimuleert taalcreativiteit, beeldvaardigheid, inzicht in taal/beeld-combinatie, interactie en meer.

Share on Facebook

Woordspellerig (20): Woordplicht

Neem een lokaal vol deelnemers.
Laat ze willekeurige woorden noemen.
Schrijf deze woorden op een bord.
Leg nu de bedoeling van het spel uit:
– Gebruik minstens zoveel of zoveel woorden van deze lijst voor een kort verhaal.
– Het verhaal bestaat uit precies drie (of vier of vijf of zes) zinnen.
– Vervoegingen en meervouds/enkelvoudsvormen mogen gebruikt worden.

Geef de deelnemers een paar minuten de tijd om te denken en te schrijven.
Doe zelf ook mee.
Laat het resultaat voorlezen.
Wees (hopelijk blij) verrast over de verschillende uitkomsten.
Hoop maar dat je eigen verhaal niet onderdoet voor de verhalen van de deelnemers.

——-
In een groep 8 deed ik dit spel met zo’n 18 kinderen. Ik ben vergeten een bordfoto te maken, maar dit waren voor zover ik me kan herinneren de 15 woorden die ze zelf genoemd hadden:
Moestuin
Soep
Baksteen
Klein
Groot
Gooien
Water
Kort
Kabouter
Zwerver
Bal
Ontbijt
Fiets
Bril
School

Hieronder staat mijn favoriete verhaal.
2015-04-14 10.24.40

Een prima stelopdracht, met ruimte voor creativiteit, leerpunten over de meerwaarde van beperkingen en met verwondering over de verschillende resultaten (als er geluisterd wordt).

Share on Facebook

Woordspellerig (19): Zin in vieren

2015-03-17 09.59.13-2
Op de blog van een zeer gewaardeerde collega Schoolschrijver trof ik een spelletje dat ik ook wilde proberen.
Het spelidee is dat je in vier stappen, door vier verschillende mensen, laat werken aan een zin die volgens een vast stramien (wie, wat, waarmee, waar) is opgebouwd. De deelnemers krijgen het werk van hun collega’s pas aan het einde te zien. Dat kan tot absolute onzinnen leiden, maar ook tot prachtige poëzie, en alles wat daar tussen zit.
Verdeel de deelnemers in groepjes van vier. Iedereen krijgt een a4tje. Leg de bedoeling van het spel uit (echt, dat helpt). En dan begint het.

  • Bedenk een persoon of dier en schrijf op. Dit is het onderwerp, de “wie”, en dan liefst met een lidwoord ervoor.
  • Vouw het blaadje, zodat niemand kan zien wat je geschreven hebt. Schuif het blad een plaats door met de klok mee.
  • Schrijf op het blaadje dat je nu hebt gekregen iets op wat je kunt doen. Dit is het werkwoord, de “wat”, en dan liefst in de tegenwoordige tijd, 2e persoon enkelvoud.
  • Vouw het blaadje, zodat niemand kan zien wat je geschreven hebt. Schuif het blad een plaats door met de klok mee.
  • Schrijf een ding op. Het maakt niet uit wat voor ding, alles mag. Dit is het lijdend voorwerp, de “waarmee”, en dan liefst weer met een lidwoord ervoor.
  • Vouw het blaadje, zodat niemand kan zien wat je geschreven hebt. Schuif het blad een plaats door met de klok mee.
  • Schrijf een plaats op. Dat mag van alles zijn, van “in Amsterdam” tot “achter het behang”. Dit is de locatie, de “waar”.
  • Schuif het blaadje door. Als het goed is, heeft degene die met dit blaadje begon het eigen vel papier weer voor de neus.
  • Vouw je blaadje open. Probeer de handschriften te ontcijferen en de zin te lezen.

    Met een beetje mazzel heb je een kloppende en logische Nederlandse zin, en dan liefst ook nog een leuke.
    Ik heb het spel twee keer gespeeld met kinderen uit groepen 7. De eerste keer legde ik het einddoel van het spel niet uit. Dat leidde vooral tot nonsens. Bij de tweede groep gaf ik vooraf meer informatie. Dat bleek enorm te helpen. Natuurlijk kwam er ook wartaal uit, maar vaker waren de zinnen begrijpelijk, leuk of bijzonder.
    Hier staan wat vondsten:

  • Het monster eet sportschoenen in de dierentuin.
  • De wandelende tak verstopt zijn borstel in het pretpark
  • De bal is vermoord op het voetbalveld
  • Het paard zingt met de microfoon in de nagelstudio
  • De uil voetbalt met een lucifer in een actieve vulkaan.

    De kinderen waren enthousiast en vrolijk, en ik was blij met het resultaat.
    Nu nog op zoek naar een bijpassend leerdoel. Iets met taal, samenwerking, vertrouwen, toeval en creativiteit.

    De resultaten lenen zich overigens goed voor geïnspireerde tekeningen.

    Share on Facebook

    Waar schrijf je mee?

    2015-03-16 13.29.01
    Afgelopen vrijdag was ik op werkbezoek bij een optreden van collega-Schoolschrijver Simone Arts. Ik werd verrast met een heus spel ter ere van mij. De vraag was: waar kan je zoal mee schrijven.
    De antwoorden varieerden van klassiekers als de veer of met pen en papier, tot en met extremiteiten als met snotjes of chocoladeletters.

    Ik doe zelf ook dit soort activiteiten, in de heilige overtuiging dat kinderen graag en enthoussiast meedoen, dat hun fantasie geprikkeld wordt, dat ze elkaar stimuleren en dat zelfs de taalzwaktsten met vondsten komen en die willen delen. Alhoewel het mijn intentie was gewoon op de bank te zitten en te kijken, werd ik net zo hard meegetrokken in de activiteit, en zat ik de hele tijd met mijn vinger in de lucht. “Juf, juf, ik weet er ook één!”

    Op de foto staat de inventarisatie. Ik ben er blij mee.

    Share on Facebook